In Roermond zet de gemeente 130 camera’s in voor handhaving van de openbare orde. Ik evalueer het cameratoezicht om te zien wat de opbrengsten zijn. Daarmee kan de gemeente bepalen wat er de komende jaren moet gebeuren.
Bijzonder onderzoek
De aanpak in deze evaluatie wijkt af van veel andere evaluaties. Er zijn namelijk geen enquêtes gehouden en er staan in het rapport ook geen grafieken met politiecijfers. Die informatiebronnen zeggen namelijk niet zoveel over de camera’s. Ze zeggen wel iets over de algemene veiligheidssituatie in Roermond, maar daar gaat het niet om. We willen niet weten of het veiliger is geworden, maar of het veiliger is geworden dankzij de camera’s. Daar is ander onderzoek voor nodig: je moet onder de motorkap van het cameratoezicht kijken.
Beleidslogica
De eerste stap is het opstellen van een beleidslogica: hoe zou het cameratoezicht moeten werken? Daarna kan je in de tweede stap onderzoeken of het in de praktijk heeft gewerkt zoals de bedoeling was. Informatiebronnen zijn logboeken van de politie over het aantal beelden dat is ‘veilig gesteld’ en interviews met medewerkers van gemeente, stadstoezicht en de politie. Ook heb ik overdag, ‘s avonds en ’s nachts urenlang geobserveerd en tientallen gesprekken gevoerd met voorbijgangers (bewoners en bezoekers) en ondernemers (retail en horeca).
Advies
Al die informatie gebruik ik om te onderzoeken hoe het cameratoezicht werkt. Daarmee kan de gemeente Roermond vervolgens de politieke discussie voeren om het nieuwe beleidskader voor cameratoezicht voor de komende jaren op te stellen.